Advocaten die zijn gevestigd in de Caribische delen van het Koninkrijk kunnen, anders dan advocaten gevestigd in Nederland, geen toegang krijgen tot de cassatiebalie bij de Hoge Raad. Daartoe ontbreekt namelijk een wettelijke grondslag. De Advocatenwet, waarin de voorwaarden zijn neergelegd om cassatieadvocaat te worden, is op ‘Caribische advocaten’ niet van toepassing. De Advocatenwet BES, die van toepassing is op advocaten die (mede) op Bonaire de praktijk uitoefenen, bevat hierover geen regeling.
Een op Bonaire gevestigde advocaat met langjarige ervaring, heeft in een civiele procedure een verklaring voor recht gevorderd, inhoudende dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt door hem op voorhand uit te sluiten van toegang tot de cassatiebalie bij de Hoge Raad.
In feitelijke instanties zijn de vorderingen afgewezen: er is weliswaar een verschil in behandeling tussen Bonairiaans-Nederlandse advocaten en Europees-Nederlandse advocaten, maar dit verschil is objectief gerechtvaardigd, kort gezegd omdat sprake is van een fundamenteel andere rechtsbedeling in Caribisch Nederland dan in Europees Nederland.
Daartegen hebben wij namens de advocaat beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. Zeer verkort weergegeven hebben wij betoogd dat er geen rechtvaardiging is voor de ongelijke behandeling van Bonairiaans-Nederlandse advocaten ten opzichte van Europees-Nederlandse advocaten wat betreft de toegang tot de cassatiebalie bij de Hoge Raad. De door het hof gesignaleerde verschillen vormen niet een objectieve rechtvaardiging voor het onderscheid waar deze zaak over gaat. De verschillen in de rechterlijke organisatie, de organisatie van de advocatuur en de maatschappij tussen Bonaire en (Europees) Nederland maken op zichzelf niet dat een advocaat die kantoor houdt op Bonaire niet advocaat bij de Hoge Raad zou kunnen zijn. Met andere woorden, de door het hof genoemde redenen zijn niet voldoende relevant en daarom als motivering niet toereikend om het genoemde onderscheid in behandeling te kunnen rechtvaardigen.
Daar is A-G Drijber het mee eens: nu de Hoge Raad ook de hoogste rechter is voor Caribisch Nederland lijkt het ook hem niet meer dan logisch dat ook advocaten die aldaar (en niet alleen op de BES-eilanden) zijn gevestigd de mogelijkheid moeten krijgen om cassatieadvocaat te worden. Alleen meent hij dat het aan de wetgever is daarvoor een regeling te treffen.
De conclusie is hier te raadplegen. Uitspraak is in beginsel bepaald op 16 mei 2025.