De rechter kan zijn of haar beslissingen over achtereenvolgende uitspraken spreiden. Als hij of zij dat doet, wordt de einduitspraak (de uitspraak die een einde maakt aan de instantie) voorafgegaan door één of meer tussenuitspraken.
In een tussenuitspraak kan een einde gemaakt worden aan het geding door in het dictum (meestal onder het kopje: ‘beslissing’) alvast te beslissen over een deel van de vordering die of het verzoek dat inzet is van het geding. Wanneer de rechter dat doet maakt die uitspraak in zoverre een einde aan het geding.
Een dergelijke uitspraak wordt een deeluitspraak genoemd, in tegenstelling tot die waarin dat niet gebeurt; dat worden ‘zuivere’ tussenuitspraken genoemd.
Voor wat betreft het einduitspraakgedeelte begint te appel- of cassatietermijn meteen te lopen de dag na het wijzen van de deeluitspraak. Wanneer een partij tegen een gedeeltelijke toe- of afwijzing van het gevorderde of verzochte in de deeluitspraak wil opkomen, moet zij dus niet wachten tot de einduitspraak, maar moet zij meteen beroep instellen.
Als beroep tegen een deeluitspraak wordt ingesteld, mogen ook grieven of klachten worden gericht tegen álle in die deeluitspraak gegeven beslissingen, dus ook tegen bindende eindbeslissingen die nog niet in het dictum van de deeluitspraak staan. Zie HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241, rov. 3.4:
“Indien in een uitspraak, door een uitdrukkelijk dictum, omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt aan de instantie, dan is in zoverre sprake van een einduitspraak. De appel- of cassatietermijn tegen dat gedeelte van de uitspraak neemt terstond een aanvang. Indien een partij tegen dat deel van de uitspraak wenst op te komen, mag deze daarom niet wachten tot de einduitspraak, maar moet hij aanstonds beroep instellen.
In een dergelijk geval brengen de beginselen van een goede procesorde (waaronder het concentratiebeginsel) mee dat ook klachten kunnen worden gericht tegen het gedeelte van de uitspraak dat geen einduitspraak behelst, mits het gaat om een beslissing tussen dezelfde partijen en niet uitsluitend klachten worden gericht tegen de gedeelten die geen einduitspraak inhouden.”[1]
Dan is tevens tegen alle beslissingen in eerdere tussenuitspraken, die niet in het dictum van die eerdere tussenuitspraken staan, appel of cassatie mogelijk. De vraag is of dat de enige gelegenheid is voor klachten tegen het tussenuitspraakgedeelte. Volgens Van der Wiel & Dempsey kan uit meer recente rechtspraak worden afgeleid dat dat ook later moet kunnen als daarbij de tussenuitspraakcomponent geheel onbestreden is gebleven.[2] Daarentegen lijkt het tegendeel te volgen uit HR 18 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2929, dat wil zeggen: als hoger beroep of beroep in cassatie van een deeluitspraak wordt ingesteld, dan moeten daarbij ook tegen alle onwelgevallige beslissingen, die in die eerdere tussenuitspraak of -uitspraken staan, worden betrokken.[3]
Ik zou menen: men neme het zekere voor het onzekere!
[1] Met verwijzing naar HR 23 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7051.
[2] Zie met name Van der Wiel & Dempsey, in: Van der Wiel (red.), Cassatie 2019/145 e.v.
[3] Zie bijvoorbeeld ook HR 25 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:96