De afgelopen jaren is een toename te zien in meldingen van gezondheidsklachten na plaatsing van borstimplantaten. Dit heeft geleid tot een collectieve actie, gestart door Bureau Clara Wichmann (hierna: ‘BCW’), tegen farmaceut Allergan. De zaak illustreert een interessante ontwikkeling in de juridische behandeling van letselschadezaken in Nederland.

Sinds 2020 biedt de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: ‘WAMCA’) de mogelijkheid om met een stichting of vereniging in één procedure een schadevergoeding te vorderen voor alle gedupeerden. De uitkomst van deze op de Amerikaanse Class action geïnspireerde procedure is bindend voor alle betrokkenen, tenzij zij zich actief hebben afgemeld.

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in een tussenvonnis geoordeeld dat BCW, de belangenbehartiger voor ongeveer 60.000 vrouwen, ontvankelijk is in een massaschadezaak gericht tegen farmaceut Allergan. Dit oordeel is opvallend, aangezien collectieve acties doorgaans worden ingezet bij zuivere vermogensschade, zoals misleidende consumentenpraktijken of beleggerskwesties. Bij letselschadezaken wordt namelijk vaak het ‘gelijksoortigheidsvereiste’ problematisch geacht. Dit vereiste houdt in dat de collectieve actie beoordeeld moet kunnen worden zonder in te gaan op de individuele omstandigheden van elke zaak. Hierdoor wordt de collectieve actie doorgaans als minder geschikt gezien voor letselschadezaken, waar individuele verschillen in aansprakelijkheid, causaal verband en schadebegroting vaak significant zijn. Voor de Rechtbank Amsterdam lijken deze discussies geen obstakel te vormen voor het vorderen van personenschade in een collectieve actie.

In de kern gaat onderhavige rechtszaak over het aansprakelijk stellen van farmaceut Allergan voor de gebrekkige Biocell-implantaten en gezondheidsrisico’s die vrouwen hierdoor lopen. Volgens BCW gaat het om gevaarlijke borstimplantaten die ernstige ziekte of gezondheidsklachten, zoals lymfeklierkanker en een auto-immuun-syndroom, veroorzaken bij vrouwen die de implantaten hebben of hebben gehad. BCW vordert materiële en immateriële schade, onder meer vanwege de explantatie van de implantaten en reconstructie van de borsten en het ontwikkelen van (angst voor) voornoemde aandoeningen. De schadeposten zijn ondergebracht in categorieën, waarbij gestandaardiseerde bedragen worden gevorderd.

De Rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat door de categorisering en de toelichting voldoende aannemelijk is dat de schadevorderingen zich lenen voor bundeling: er kan voldoende worden geobjectiveerd en geabstraheerd van de individuele omstandigheden van de vrouwen. Voor bepaalde vorderingen, zoals de vergoeding van schade voor angst voor het krijgen van lymfeklierkanker, is het nog de vraag of dit kan worden beoordeeld zonder naar de individuele omstandigheden te kijken. Dit zal in een latere fase van de procedure moeten worden beoordeeld.

Zoals hierboven reeds vermeld, is het van belang dat alle ongeveer 60.000 vrouwen de gelegenheid krijgen om te verklaren dat zij niet aan de procedure willen deelnemen (‘opt-out’) of juist, als zij in het buitenland wonen, dat zij wel aan de procedure willen deelnemen (‘opt-in’), omdat de uitkomst van de WAMCA-procedure bindend is voor alle individuen. Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam hier in een tussenvonnis enkele beslissingen over genomen. De ‘opt-out fase’ geldt alleen voor vrouwen die in de WAMCA-groep vallen en borstimplantaten hebben ontvangen die op of na 15 november 2016 in het verkeer zijn gebracht. De ‘opt-out periode’ loopt vanaf 15 mei tot en met 15 juli 2024. Gedurende deze twee maanden kunnen de vrouwen aangeven dat zij niet (meer) willen meedoen met onderhavige rechtszaak door een zogeheten ‘opt-out’ verklaring uit te brengen.

Tot slot heeft de rechtbank Amsterdam partijen een termijn tot 14 augustus 2024 gegeven voor het beproeven van een schikking. Indien er geen schikking wordt bereikt, zal de inhoudelijke fase van de procedure beginnen. Een tweede zitting staat voorlopig gepland in december 2024. Gezien de mogelijke deskundigenverklaringen en onderzoeken zal een definitieve uitspraak naar verwachting niet voor het einde van 2025 volgen.

De collectieve actie in letselschadezaken blijft uitzonderlijk, maar de zaak van BCW tegen Allergan toont aan dat het niet onmogelijk is. De WAMCA biedt een nieuw juridisch instrument dat, mits goed toegepast, ook in complexe letselschadezaken kan worden gebruikt. Het blijft echter afwachten hoe deze en toekomstige zaken zich zullen ontwikkelen en in hoeverre ze een precedent zullen scheppen voor vergelijkbare acties in de toekomst.