Wie deel uitmaakt van een groep, van waaruit een onrechtmatige daad wordt gepleegd, kan hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, zo bepaalt (zakelijk weergegeven) art. 6:166 lid 1 BW.
Dan moet wel aan vier voorwaarden zijn voldaan:[1]
i. de aangesprokene moet deel hebben uitgemaakt van een groep[2]personen, waarvan ten minste één persoon schade heeft toegebracht aan een derde;[3]
ii. de kans op het aldus toebrengen van schade had de groep personen, onder wie dus de aangesprokene, behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband;[4]
iii. de aangesprokene moet kunnen worden toegerekend dat hij heeft deelgenomen aan de onrechtmatige gedragingen in groepsverband; en
iv. de handeling waardoor de schade feitelijk is toegebracht moet een onrechtmatige daad jegens de gelaedeerde opleveren.[5], [6]
Bij de voorwaarde onder i. – handelen in groepsverband – geldt dat zowel aan een objectief als aan een subjectief criterium moet zijn voldaan. Niet alleen moet de individuele deelnemer (objectief) een bijdrage hebben geleverd aan de groepsgedragingen die de kans op schade hebben doen ontstaan, maar ook is vereist (subjectief) dat sprake is geweest van een bewust gezamenlijk optreden van de verschillende deelnemers.[7]
Het objectieve criterium houdt in dat de betrokkene op een of andere manier een bijdrage moet hebben geleverd aan de onrechtmatige gedragingen in groepsverband.[8] Niet vereist is dat de gedragingen in groepsverband een eenheid vormen in tijd en plaats.[9] Van handelen in groepsverband kan dus ook gesproken worden als de gedragingen van de individuele deelnemers aan de groep op verschillende momenten en op verschillende plaatsen hebben plaatsgevonden. Evenmin is vereist dat de gedragingen van de groepsleden gelijksoortig zijn.[10] Iemand die wekelijks hennepplanten water en voeding geeft, wetende dat sprake is van een illegale stroomaftakking, kan dus op de voet van art. 6:166 lid 1 BW aansprakelijk zijn jegens de energieleverancier, ook al heeft hij de hennepkwekerij en/of de illegale stroomaftakking niet zelf in- of opgericht.[11]
Het subjectieve criterium bij de voorwaarde onder i. houdt in dat de gedragingen van de ene groepsdeelnemer moeten hebben plaatsgevonden in een bewuste samenhang met de gedragingen van de andere groepsdeelnemer(s).[12] Van Dam spreekt in dit verband van een ‘gemeenschap van gemoederen’.[13] Niet vereist is dat de aangesproken deelnemer precies op de hoogte was van de gedragingen van de andere groepsdeelnemers. Aan het subjectieve criterium is ook voldaan als de groepsdeelnemer zich er globaal van bewust was, ten tijde van het handelen in groepsverband, dat hij tezamen met anderen betrokken was bij gedragingen waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade hem had behoren te weerhouden.[14]
[1] Het gaat dus niet om aansprakelijkheid van de groep maar van de individuele deelnemer, op grond van zijn of haar eigen onrechtmatig gedrag, dat op deelname aan groepsoptreden berust. Daarom is de veel gebruikte term ‘groepsaansprakelijkheid’ niet zonder kritiek gebleven. Zie bijvoorbeeld R.J.B. Boonekamp, Onrechtmatige daad in groepsverband, Deventer: Kluwer 2013, p. 5.
[2] Aangenomen wordt dat een groep in de zin van art. 6:166 BW al aan de orde kan zijn bij twee deelnemers, maar in de regel gaat het om meer dan twee personen. Zie R.J.B. Boonekamp, Onrechtmatige daad in groepsverband, Deventer: Kluwer 2013, p. 87 en randnummer 3.7 van de conclusie van A-G Drijber (ECLI:NL:PHR:2021:716) voor HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1890, RvdW 2021/34 (art. 81 lid 1 RO). A-G Drijber verwijst hierbij naar randnummer 2.11 van de conclusie (ECLI:NL:PHR:2015:713) van A-G Langemeijer voor HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, NJ 2016/194 m.nt. T. Hartlief, Ars Aequi 2016, p. 447 e.v. m.nt. W.H. van Boom en Bb 2015/82.1 m.nt. J.J. Maarleveld (Ladingdiefstallen).
[3] Zie onder meer Asser Verbintenissenrecht/C.H. Sieburgh, Deel 6-IV. De verbintenis uit de wet, Deventer: Wolters Kluwer 2023, nr. 127, GS Onrechtmatige daad, art. 6:166 BW, aant. 4 en aant. 5.1 (R.J.B. Boonekamp) en R.J.B. Boonekamp, Onrechtmatige daad in groepsverband, Deventer: Kluwer 2013, p. 74 e.v. Zie ook randnummers 2.9 e.v. van de conclusie van A-G Langemeijer (ECLI:NL:PHR:2015:713) voor HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, NJ 2016/194 m.nt. T. Hartlief, Ars Aequi 2016, p. 447 e.v. m.nt. W.H. van Boom en Bb 2015/82.1 m.nt. J.J. Maarleveld (Ladingdiefstallen) en randnummers 3.6 e.v. van de conclusie van A-G Drijber (ECLI:NL:PHR:2021:716) voor HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1890, RvdW 2021/34 (art. 81 lid 1 RO).
[4] Zie onder meer Asser Verbintenissenrecht/C.H. Sieburgh, Deel 6-IV. De verbintenis uit de wet, Deventer: Wolters Kluwer 2023, nr. 127 en GS Onrechtmatige daad, art. 6:166 BW, aant. 3.1 (R.J.B. Boonekamp). Vgl. R.J.B. Boonekamp, Onrechtmatige daad in groepsverband, Deventer: Kluwer 2013, p. 68 en p. 89 e.v. en R.J.B. Boonekamp, ‘De onrechtmatige daad in groepsverband bij de Hoge Raad: HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914’, AV&S 2016/7, p. 52.
[5] Zie onder meer Asser Verbintenissenrecht/C.H. Sieburgh, Deel 6-IV. De verbintenis uit de wet, Deventer: Wolters Kluwer 2023, nr. 127 en GS Onrechtmatige daad, art. 6:166 BW, aant. 3.1 (R.J.B. Boonekamp). Zie ook mijn NJ-annotatie (onder 3) bij HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, NJ 2016/194, Ars Aequi 2016, 447 e.v. m.nt. W.H. van Boom en Bb 2015/82.1 m.nt. J.J. Maarleveld (Ladingdiefstallen).
[6] Zie ook HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, NJ 2016/194 m.nt. T. Hartlief, Ars Aequi 2016, 447 e.v. m.nt. W.H. van Boom en Bb 2015/82.1 m.nt. J.J. Maarleveld, rov. 3.4.2: “De regeling van art. 6:166 BW voorziet in een individuele, hoofdelijke aansprakelijkheid van tot een groep behorende personen (deelnemers) voor onrechtmatig vanuit de groep toegebrachte schade. De mate van betrokkenheid van de afzonderlijke deelnemers bij het onrechtmatig handelen is niet van belang. Deze individuele aansprakelijkheid vindt haar rechtvaardiging in een ieders bijdrage aan het in het leven roepen van de kans dat zodanige schade zou ontstaan. Zij vindt haar begrenzing in de eis dat de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband.”
[7] Zie onder meer Asser Verbintenissenrecht/C.H. Sieburgh, Deel 6-IV. De verbintenis uit de wet, Deventer: Wolters Kluwer 2019, nr. 127 en GS Onrechtmatige daad, art. 6:166 BW (actueel tot en met 12 maart 2020), aant. 4.1 (R.J.B. Boonekamp).
[8] GS Onrechtmatige daad, art. 6:166 BW (actueel tot en met 12 maart 2020), aant. 5.1 (R.J.B. Boonekamp).
[9] HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, NJ 2016/194 m.nt. T. Hartlief, Ars Aequi 2016, 447 e.v. m.nt. W.H. van Boom en Bb 2015/82.1 m.nt. J.J. Maarleveld (Ladingdiefstallen), rov. 3.5.1.
[10] R.J.B. Boonekamp, Onrechtmatige daad in groepsverband, Deventer: Kluwer 2013, p. 65 en p. 129.
[11] Hof ’s-Hertogenbosch 5 juli 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BR1087 (Enexis B.V.), rov. 8.4.-8.5.
[12] Zie randnummer 2.15 van de conclusie van A-G Langemeijer (ECLI:NL:PHR:2015:713), voor HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, NJ 2016/194 m.nt. T. Hartlief, Ars Aequi 2016, p. 447 e.v. m.nt. W.H. van Boom en Bb 2015/82.1 m.nt. J.J. Maarleveld (Ladingdiefstallen).
[13] C.C. van Dam, Aansprakelijkheidsrecht, Den Haag Boom: BJu 2000, nr. 1412.
[14] Zie randnummer 2.15 van de conclusie van A-G Langemeijer (ECLI:NL:PHR:2015:713), voor HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2914, NJ 2016/194 m.nt. T. Hartlief, Ars Aequi 2016, p. 447 e.v. m.nt. W.H. van Boom en Bb 2015/82.1 m.nt. J.J. Maarleveld (Ladingdiefstallen).