In een vorige blog (zie Wijziging, schorsing of beëindiging van het ouderlijk gezag. – AantjesZevenberg) heb ik bericht over een uitspraak van de Hoge Raad inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag (ECLI:NL:HR:2022:684, Hoge Raad, 21/00729 (rechtspraak.nl)). Kort gezegd had de Hoge Raad (in navolging van het cassatiemiddel) geoordeeld, dat art. 1:253a BW de rechter niet de mogelijkheid geeft om een beslissing inzake het gezag zelf te wijzigen, te schorsen of te beëindigen.

Daarop deed de Hoge Raad de zaak zelf af. Het hoger beroep van de moeder tegen de beslissing van de rechtbank om haar gezag over de kinderen te beëindigen slaagde. In zoverre werd de beschikking waarvan beroep vernietigd. Dat bracht mee dat het ouderlijk gezag van de moeder over beide kinderen in stand is gebleven. Op het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen behoefde, gelet op die beschikking, niet meer te worden beslist.

Nu had de rechtbank, met de beslissing om de moeder het gezag te ontnemen, tevens een (tijdelijke) voogd benoemd. Die beslissing diende dan toch ook te worden vernietigd. De wet biedt immers geen grondslag voor het bestaan van (tijdelijke) voogdij tegelijkertijd met het bestaan van ouderlijk gezag.

Om die reden is de Hoge Raad verzocht de eerdere beschikking op de voet van art 31, dan wel 32 Rv aan te vullen, waaraan de Hoge Raad gevolg heeft gegeven.

In haar conclusie vóór deze uitspraak heeft A-G De Bock overigens terecht aangegeven, dat uit de eerdere beslissing van de Hoge Raad zeer wel zou kunnen worden afgeleid dat met de vernietiging van de gezagsbeëindiging van de moeder de beslissing tot benoeming van de tijdelijke voogd vernietigd is. De beslissing tot vernietiging van de benoeming van de voogd ligt dan besloten in de beslissing ten aanzien van het gezag. De voogdij eindigt op grond van art 1:281 BW als de beschikking waarbij het gezag aan een ouder is opgedragen in kracht van gewijsde is gegaan. Naar analogie zou dus in casu niet expliciet hoeven te worden beslist over de beëindiging van de voogdij. Een aanvulling of herstel van de beslissing zou in dat geval niet nodig zijn. Nu de rechtbank echter in haar beschikking in het dictum heeft bepaald dat er een tijdelijke voogd wordt benoemd, verdient het de voorkeur teneinde iedere onduidelijkheid dienaangaande weg te nemen, de beschikking aan te vullen zoals verzocht.

De uitspraak is hier te vinden.