Sinds de invoering van het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (per 1 januari 2002) is de mogelijkheid van hoger beroep tegen een tussen­vonnis beperkt. Zo de rechter in zijn tussenuitspraak geen toestemming voor tussentijdsberoep verleent, geldt als regel dat van tussenuitspraken geen beroep openstaat voordat eindvonnis is gewezen. Pas als het dictum een duidelijke eindbeslissing bevat, staat daartegen de mogelijkheid van hoger beroep open.

Wel heeft de Hoge Raad in zijn beslissing van 23 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7051

de mogelijkheid geopend, dat de rechter, ook nadat hij uitspraak heeft gedaan, des­verzocht – en na de wederpartij op het verzoek te hebben gehoord – alsnog bepaalt, dat beroep kan worden ingesteld vóór de einduitspraak, ongeacht of een daartoe strekkend verzoek aan­vankelijk in de processtukken is gedaan.

Zodanig verzoek dient binnen de beroepstermijn te worden gedaan. De rechter behoeft zijn beslissing op het verzoek niet te motiveren. Met het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel ‑ binnen de wettelijke termijn ‑ hoeft niet te worden gewacht totdat op het verzoek is beslist; de beslissing op dat verzoek zal immers niet steeds kunnen worden genomen voordat die termijn is verstreken.

Dat met het instellen van het beroep niet behoeft te worden gewacht, moet worden gelezen als: dat moet dan binnen de normale beroepstermijn gebeuren.[1]

Dat leidde in de praktijk tot de ongewenste consequentie, dat als niet binnen de beroepstermijn op het verzoek was beslist, vóór het verstrijken van de beroepstermijn (voorwaardelijk) hoger beroep moest worden ingesteld, met alle daaraan verbonden kosten (o.a. griffierechten) en moeite van dien.

Daar heeft de Hoge Raad in een uitspraak van 17 december 2021 een oplossing voor bedacht. Het openstellen van tussentijds hoger beroep, op verzoek of ambtshalve, geschiedt bij vonnis (voorheen was dat vormvrij en kon dat bijvoorbeeld per brief) en het hoger beroep kan worden ingesteld, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis waarbij tussentijds hoger beroep is opengesteld (dus niet meer vanaf de dag van het tussenvonnis, waarvan verzocht is tussentijds te mogen appelleren en uiteraard wel binnen de geldende appeltermijn).

Eén en ander geldt uiteraard ook voor beschikkingen en beroep in cassatie.

N.B.: Door rechtbank gegeven toestemming tot tussentijds appel houdt niet tevens toestemming in tot tussentijds cassatieberoep[2]; daar moet dus apart om verzocht worden.

De uitspraak is hier te vinden.

[1] HR 17 december 2004, NJ 2005, 511, m.nt. D. Asser. Zie in dit verband ook HR 17 december 2004, NJ 2006, 229, m.nt. H.J. Snijders.

[2] HR 21 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3723, HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2306; vgl. ook HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1689.