Feiten en procesverloop
In een uitspraak van 5 maart 2019 van het Hof ’s-Hertogenbosch staan de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid centraal. De zaak heeft betrekking op werkgeversaansprakelijkheid voor een beroepsziekte. De relevante feiten zijn als volgt. De inmiddels overleden vader van appellante was werkzaam als (onderhouds)schilder. Begin 2000 zijn bij hem een kwaadaardige tumor in het nierbekken en een kwaadaardige tumor in de longen ontdekt. In september 2000 zijn uitzaaiingen in de blaas en longen geconstateerd. In februari 2001 is de vader van appellante overleden als gevolg van zijn ziekte. De overleden vader van appellante heeft in oktober 2000 zijn ex-werkgever (geïntimeerde) aansprakelijk gesteld voor de door hem, als gevolg van zijn ziekte geleden en nog te lijden schade. Hij zou tijdens zijn werkzaamheden als (onderhouds)schilder hebben gewerkt met producten die een verhoogde kans op urotheelkanker, nierbekkenkanker, blaaskanker en longkanker met zich brengen. Appellante en haar inmiddels overleden moeder hebben schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:107 en 6:108 BW gevorderd. Na het overlijden van haar moeder is de procedure voortgezet door appellante.
Het hof heeft bij tussenarresten van 2 februari 2016 en 17 januari 2017 deskundigenonderzoeken bevolen. Geregistreerd arbeidshygiënist Boeckhout heeft geoordeeld dat geïntimeerde onvoldoende voorlichting en instructies heeft gegeven over de gezondheidsrisico’s en beheersmaatregelen en dat er bij geïntimeerde te weinig aandacht was voor het voldoende ventileren van werkruimten en het voorkomen van het wassen van handen met terpentine. Verder was sprake van beperkt gebruik van adembescherming (koolstofmaskers) en was er onvoldoende aandacht voor het tegengaan van huidcontact bij het werken met epoxycoatings. Klinisch arbeidsgeneeskundige Van der Laan heeft geconcludeerd dat de kans dat de kanker bij de overleden vader van appellante door zijn werk als schilder bij geïntimeerde is veroorzaakt tussen de 14,7% en 32,3% bedraagt.
Arbeidsrechtelijke omkeringsregel
De arbeidsrechtelijke omkeringsregel houdt in dat, wanneer een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en schade aan zijn gezondheid heeft opgelopen, het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel moet worden aangenomen, indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt. Het beroep van appellante op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel wordt in de onderhavige zaak verworpen, omdat het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker en te onbepaald is om toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel te rechtvaardigen (Zie ook HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721, NJ 2014/99, m.nt. T. Hartlief (Lansink/Ritsma) en HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717, NJ 2014/98, m.nt. T. Hartlief (SVB/Van de Wege)) . De kans dat de kanker bij de overleden vader van appellante is veroorzaakt door zijn werk als (onderhouds)schilder kan immers niet preciezer worden bepaald dan reeds is gedaan in het deskundigenbericht van Van der Laan (waaruit volgt dat die kans tussen de 14,7% en 32,3% bedraagt). Ook is onvoldoende zeker in welke periode en door welke blootstelling de kanker is ontstaan.
Proportionele aansprakelijkheid
Het beroep op het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid slaagt wel. Het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid is door de Hoge Raad aanvaard in zijn arrest van 31 maart 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU6092, NJ 2011/250, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Nefalit/Karamus)) en kan worden benut in situaties waarin onzekerheid bestaat over het condicio sine qua non-verband tussen enerzijds de normschending en anderzijds de (op zichzelf vaststaande of vast te stellen) schade en waarin die onzekerheid gelegen is in het feit dat de schade kan zijn veroorzaakt hetzij door de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis, hetzij door een voor risico van de benadeelde komende omstandigheid, hetzij door een combinatie van beide oorzaken (HR 21 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7491, r.o. 3.5.2, NJ 2013/237, m.nt. S.D. Lindenbergh) . Het hof oordeelt in de onderhavige zaak dat de kans dat de schade van appellante is veroorzaakt door de schending van de zorgplicht door de ex-werkgever van haar vader niet zeer klein en niet zeer groot is. Het hof realiseert zich dat dit leerstuk met terughoudendheid moet worden toegepast (HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, r.o. 3.8, NJ 2011/251, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Fortis/Bourgonje)) , maar oordeelt dat toepassing van het leerstuk, gelet op de strekking van de geschonden norm en de aard van de normschending, waaronder de aard van de door benadeelde geleden schade, gerechtvaardigd is. Het hof heeft daarbij in het bijzonder rekening gehouden met het beschermingskarakter van artikel 7:658 BW . Ook is gewicht toegekend aan de omstandigheden dat het gaat om de schending van de zorgplicht van een werkgever jegens een werknemer en dat de genoemde werknemer is overleden als gevolg van blaaskanker.
Dat het beroep op het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid wel slaagt kan worden verklaard doordat toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel in beginsel leidt tot een alles-of-nietsoplossing, terwijl de schade op grond van het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid naar rato van veroorzakingswaarschijnlijkheid over partijen wordt verdeeld. De uitspraak van het hof maakt duidelijk dat, wanneer een beroep op de arbeidsrechtelijke omkeringsregel afketst op de onzekerheid of onbepaaldheid van het condicio sine qua non-verband, een beroep op het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid uitkomst kan bieden.
Deze blog is een bewerking van de annotatie die ik bij de genoemde uitspraak schreef voor Personenschade Updates. De volledige annotatie is te raadplegen via de website van Personenschade Updates en is genomineerd voor de Magna Charta Publieksprijs .