In een zaak waarbij ons kantoor in cassatie betrokken is geweest, ging het om de onteigening in het kader van een bestemmingsplan dat voorzag in een provinciale ringweg in Limburg. De rechtbank had de schadeloosstelling vastgesteld voor de onteigening van percelen die hoorden bij een landgoed in Limburg of daarbij in de buurt lagen. Tegen dat vonnis stelde de onteigende beroep in cassatie bij de Hoge Raad in.
Eén van de kwesties die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, betrof de vergoeding van waardevermindering van de niet onteigende, dus de overblijvende, grond. De rechtbank had beslist dat er per saldo geen sprake was van waardevermindering. Door de onteigening was namelijk de mogelijkheid ontstaan om het overblijvende gedeelte van een van de onteigende percelen vrij van pacht (en dus voor een hogere prijs) te verkopen.
De hiertegen gerichte klacht oordeelde de Hoge Raad gegrond. De rechtbank had ófwel miskend dat de schadeloosstelling wordt begroot op basis van de situatie op de peildatum, ófwel deze beslissing onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank op dit punt en verwees het geding naar het hof Den Bosch voor verdere behandeling en beslissing.
In cassatie klaagde de onteigende ook nog dat hem geen vergoeding was toegekend voor de waarde van de bomen op het onteigende als ‘vrijkomend hout’. Deskundigen hadden die vergoeding wel geadviseerd. De rechtbank had echter beslist dat de waarde van de bomen op het landgoed al begrepen is in de waarde van het landgoed zelf. De grond ontleent in dit geval zijn waarde namelijk aan de inrichting als landgoed, waar de aanwezigheid van de bomen bij hoort. De waarde is niet bepaald als een ‘neutrale’ vierkante meterprijs die wordt vermeerderd met een opslag voor de bomen daarop.
De daartegen gerichte klacht werd door de Hoge Raad verworpen; de situatie in onderhavige zaak is anders dan de in het onteigeningsrecht regelmatig voorkomende situatie dat bodembestanddelen door de onteigening van het perceel winbaar worden. In dit geval was de waarde van de bomen echter al wel in de schadeloosstelling verdisconteerd.
Deze zaak is in cassatie behandeld door mr. Klaas Aantjes. De uitspraak is hier te raadplegen.