In een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 23 januari 2019 oordeelt de rechtbank in een deelgeschilprocedure over de vraag of het onrechtmatig is om iemand tijdens het uitgaan onverwacht op te tillen en vervolgens te gaan rennen. Verweerder voert aan dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De aansprakelijkheid wordt beoordeeld aan de hand van de Kelderluikcriteria, met name aan de hand van de factor voorzienbaarheid.
Verzoekster heeft tijdens haar vakantie in Bulgarije met vriendinnen een uitgaansgelegenheid bezocht. Daar heeft zij verweerder ontmoet. Tijdens de wandeling terug naar het hotel heeft verweerder verzoekster van achteren benaderd en opgetild en is hij met haar weggerend en uiteindelijk ten val gekomen, als gevolg waarvan verzoekster letsel heeft bekomen. Verzoekster heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade. In de onderhavige deelgeschilprocedure verzoekt verzoekster voor recht te verklaren dat verweerder aansprakelijk is voor alle door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval. Daarnaast verzoekt verzoekster verweerder te veroordelen in de proceskosten en buitengerechtelijke kosten.
De aansprakelijkheid wordt beoordeeld op grond van artikel 6:162 BW, meer in het bijzonder aan de hand van de Kelderluikcriteria (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966, 136). Verzoekster stelt dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld doordat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijke consequenties van zijn impulsieve en ondoordachte gedrag. Verweerder stelt dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Verweerder stelt dat gedurende de avond en nacht sprake was van veelvuldig (lichamelijk) contact tussen partijen en dat sprake was van een ontluikende liefde, in welke situatie stoeien niet ongebruikelijk is. Verweerder stelt dat de gedraging onder die omstandigheden niet onverwacht was en dat hij jegens verzoekster niet onrechtmatig heeft gehandeld. Ook betwist verweerder de omvang van de schade.
Verweerder heeft erkend dat verzoekster geen aanleiding heeft gegeven voor het optillen. Verweerder doet aldus afstand van een beroep op eigen schuld. De rechtbank maakt een afweging op basis van de Kelderluikcriteria. Zo overweegt de rechtbank dat verweerder verzoekster van achteren en dus voor haar onverwacht heeft opgetild en dat het een feit van algemene bekendheid is dat alcoholgebruik negatieve effecten heeft op de motoriek en het reactievermogen. De rechtbank oordeelt dat voor verweerder voorzienbaar was dat hij door zijn handelen de mogelijkheid in het leven riep dat hij met verzoekster ten val zou komen en dat de mate van waarschijnlijk dat door de handeling schade bij verzoekster kon ontstaan dusdanig groot was dat verweerder zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. De rechtbank oordeelt dat verweerder jegens verzoekster onrechtmatig heeft gehandeld. Of tijdens de avond van het ongeval sprake was van een ontluikende liefde tussen partijen acht de rechtbank niet van belang. De verzochte verklaring voor recht wordt derhalve toegewezen.
Interessant is dat de rechtbank niet alle Kelderluikcriteria afweegt, maar vooral op basis van de voorzienbaarheid van het ongeval tot het oordeel komt dat geen sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar van onrechtmatige gevaarzetting.