Bewijsaanbod getuigenbewijs

Voor het getuigenbewijs bepaalt art. 166 Rv dat de rechter verplicht is om een partij toe te laten tot getuigenbewijs als zij bewijs aanbiedt van feiten die betwist zijn en die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. Volgens vaste rechtspraak betekent dit, dat een partij (in hoger beroep) tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden. Ik verwijs u naar HR 9 juli 2004, HR 26 april 2013 en HR 9 oktober 2015.

Bewijsaanbod deskundige?

Voor een aanbod van een partij om bewijs te leveren door het horen van een (partij)deskundige geldt echter niet een vergelijkbare verplichting. Art. 200 lid 1 Rv bepaalt namelijk dat de rechter op verzoek van een partij een deskundige kan horen die niet door de rechter is benoemd (een partijdeskundige). Uit het woord ‘kan’ is af te leiden dat hier sprake is van een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De Hoge Raad heeft bevestigd dat het is overgelaten aan het beleid van de rechter die over de feiten oordeelt, of hij behoefte heeft aan deskundige voorlichting door het horen van een (partij)deskundige (zie HR 13 februari 2015). Deze rechterlijke vrijheid om al dan niet over te gaan tot het horen van een partijdeskundige sluit aan bij de discretionaire bevoegdheid die de rechter heeft om te beslissen of hij over gaat tot het inwinnen van een deskundigenbericht. Volgens vaste rechtspraak is het immers overgelaten aan het inzicht van de rechter die over de feiten oordeelt of hij gebruik maakt van de bevoegdheid om zich te laten voorlichten door een deskundige,. Dit volgt uit HR 13 januari 2006HR 11 juli 2008 en HR 9 januari 2009. Ook verwijs ik u naar R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure, par. 7.4 .

Dat maakt het bepaald onzeker of aan een aanbod tot het leveren van bewijs door middel van deskundigen gehoor zal worden gegeven. Terecht wordt het in de literatuur niet langer verdedigbaar geacht dat de rechter enerzijds een verzoek tot het horen van getuigen in principe moet honoreren en moet motiveren waarom hij aan zo’n verzoek voorbijgaat, maar anderzijds een verzoek tot het benoemen van een deskundige zonder meer mag passeren. Bovendien is het een anomalie dat de wet tot uitgangspunt neemt dat een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht dient te worden ingewilligd en alleen op bepaalde gronden mag worden afgewezen, maar de rechter in een lopend geding de discretionaire bevoegdheid heeft een dergelijk verzoek te passeren (Asser Procesrecht/Asser 3 2017/233).

Tips voor deskundigenbewijs

Maar en risico blijft het. Wil je bewijs aanbieden door middel van deskundigen, dan doe je er dus goed aan om hetzij in overleg met je wederpartij gezamenlijk, hetzij zelf eenzijdig een (partij)deskundige in te schakelen, dan wel daarom in een apart verzoek tot benoeming van een deskundige te vragen. Immers, hoewel art. 202 Rv bepaalt dat de rechter een voorlopig deskundigenbericht kàn bevelen, komt hem te dier zake géén discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het verzoek dan namelijk in beginsel toe te wijzen mits het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden.

Heeft u vragen over dit onderwerp of heeft u andere bewijsrechtelijke of procesrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Klaas Aantjes of Fenna van Dorsser.