In een deelgeschilprocedure oordeelde de Rechtbank Den Haag (Rechtbank Den Haag 22 november 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:14755) over de aansprakelijkheid voor letselschade van een van de echtgenoten, veroorzaakt door het paard van het echtpaar. Het slachtoffer doet een beroep op de koetsiersverzekering van zijn echtgenote. De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de rechtsregel uit het Hangmat-arrest – inhoudende dat een medebezitter aansprakelijk kan zijn voor schade geleden door een andere medebezitter ingeval de schade is veroorzaakt door een gebrekkige opstal – niet analogisch van toepassing is op aansprakelijkheid voor dieren en dat de echtgenote dus niet aansprakelijk is voor de geleden schade. Dit verweer gaat volgens de rechtbank echter niet op.

Hangmat-arrest: aansprakelijkheid van de medebezitter

Het Hangmat-arrest (HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6095, NJ 2011/465) heeft betrekking op schade geleden door een medebezitter als gevolg van een gebrekkige opstal. Een jonge vrouw had letselschade opgelopen doordat een gemetselde pilaar bovenop haar was gevallen toen zij in haar tuin in een hangmat lag. De vrouw en haar echtgenoot waren gezamenlijk bezitter van de opstal. De vrouw deed een beroep op de door haar en haar echtgenoot gezamenlijk afgesloten aansprakelijkheidsverzekering, stellende dat haar echtgenoot als medebezitter jegens haar aansprakelijk was voor de door haar geleden schade. De Hoge Raad oordeelde dat in geval van schade als gevolg van een gebrekkige opstal, geleden door een bezitter zelf, de medebezitters jegens het slachtoffer aansprakelijk kunnen zijn op grond van artikel 6:174 BW. Wel dient het slachtoffer zelf dat deel van de schade te dragen dat overeenkomt met zijn of haar aandeel in de opstal. Indien aan de zijde van het slachtoffer sprake is van nalatigheid of onachtzaamheid, kan bovendien een groter deel van de geleden schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van het slachtoffer worden gelaten.

Hangmat-beslissing niet voor aansprakelijkheid voor dieren

Naar aanleiding van dit arrest rees de vraag of aansprakelijkheid van een medebezitter jegens een benadeelde medebezitter ook geldt in geval van aansprakelijkheid voor dieren in de zin van artikel 6:179 BW . De Hoge Raad heeft – onder verwijzing naar het verschil in de aard en de ratio van de aansprakelijkheid en naar het verschil in verzekerbaarheid van de schade tussen de beide risicoaansprakelijkheden – geoordeeld dat de rechtsregel die voortvloeit uit het Hangmat-arrest niet van toepassing is op aansprakelijkheid voor dieren (HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:162, NJ 2016/173) . Eerder was de Rechtbank Den Haag al diezelfde visie toegedaan (Rechtbank Den Haag, 4 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:2443, JA 2015/79).

Rechtbank Den Haag: medebezitter wel aansprakelijk voor schade door dier

De Rechtbank Den Haag werd onlangs wederom de vraag voorgelegd of een medebezitter aansprakelijk is voor de schade geleden door een andere medebezitter toegebracht door een gedraging van een dier. Verzoeker en verweerster zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. Tot de gemeenschap van goederen behoort een paard dat getraind is om als trekpaard voor een koets te lopen. Verweerster beschikt over een koetsiersbewijs. Tijdens een koetsritje van het echtpaar en hun dochter is het paard onrustig geworden, waarna verzoeker naast het paard is gaan lopen. Verzoeker is toen door het paard tegen een auto aangeduwd die vanuit tegengestelde richting kwam aanrijden, waarna de koets over de benen van verzoeker is gereden. Het rechterbeen van verzoeker is hierbij verbrijzeld. Verzoeker doet een beroep op de door verweerster afgesloten koetsiersverzekering. De verzekeraar stelt niet aansprakelijk te zijn voor de door verzoeker geleden schade en verwijst daarbij naar de rechtspraak van de Hoge Raad, waarin is geoordeeld dat de Hangmat-beslissing niet analogisch van toepassing is op aansprakelijkheid voor dieren. Deze zaak verschilt echter – zoals de rechtbank benadrukt – op een belangrijk punt met de zaak die eerder werd voorgelegd aan de Hoge Raad. Verzoeker spreekt verweerster namelijk aan in haar hoedanigheid van koetsier en niet in haar hoedanigheid van medebezitter. In tegenstelling tot de algemene aansprakelijkheidsverzekering geldt de koetsiersverzekering niet ten behoeve van beide echtgenoten, maar slechts ten behoeve van verweerster. Slechts verweerster is immers, als houdster van het koetsiersbewijs, verzekerd onder de polis. De zaak verschilt derhalve van de zaak die eerder aan de Hoge Raad werd voorgelegd, aangezien de verzekering in de onderhavige zaak niet kleeft aan het bezit van het dier, maar aan de hoedanigheid van koetsier. Het beroep op de uitspraak van de Hoge Raad ten aanzien van de niet-toepasselijkheid van de Hangmat-beslissing op de aansprakelijkheid voor dieren, gaat dus niet op. De uitspraak leert dat, wanneer de aansprakelijk gestelde niet wordt aangesproken in de hoedanigheid van medebezitter, een medebezitter aansprakelijk kan zijn voor schade geleden door een andere medebezitter toegebracht door een gedraging van een dier.