In een zaak waar ons kantoor als cassatieadvocaat bij betrokken is geweest heeft de Hoge Raad op 30 september 2016 geoordeeld dat ook voor het kindgebonden budget zoals dat vóór 2015 (invoering alleenstaande ouderkop) bestond, geldt dat dit niet wordt verdisconteerd in de behoeftebepaling van het kind, maar in de draagkrachtbepaling van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt (vgl. HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011).
Prejudiciële beslissing over alleenstaande ouderkop
Op 9 oktober 2015 deed de Hoge Raad uitspraak op een prejudiciële vraag van het Gerechtshof Den Haag over de wijze waarop de per 1 januari 2015 ingevoerde alleenstaande ouderkop in de alimentatie¬berekening moet worden verdisconteerd. Het antwoord luidde als volgt:
“1. Bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen dienen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.
2. Er dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget.”
De Hoge Raad had zich in deze prejudiciële procedure niet uitgelaten over de vraag vanaf welk moment deze berekeningswijze moet worden toegepast.
Oordeel hof en de klacht
In de zaak van onze cliënt betrof het een verzoek tot wijziging van alimentatie met betrekking tot de jaren 2014 en 2015. Bij de bepaling van die alimentatie overwoog het hof nadrukkelijk dat over zowel 2014 als 2015 het kindgebonden budget in mindering moet worden gebracht op de behoefte van de kinderen (zie rechtsoverweging 5.7). Door ons is namens de vrouw dat oordeel in cassatie met succes bestreden. In cassatie is betoogd dat de Hoge Raad duidt of formuleert hetgeen geacht moet worden (steeds) geldend recht te zijn (geweest) en het hof dus ook in periode vóór 9 oktober 2015 het kindgebonden budget in aanmerking had moeten nemen bij de draagkracht van de vrouw.
Oordeel Hoge Raad
Conform de conclusie van A-G Wesseling-van Gent oordeelt de Hoge Raad dat zijn eerdere antwoord (onder 2) “niet alleen betrekking [heeft] op de regeling van het kindgebonden budget met alleenstaande ouderkop zoals deze geldt sinds de inwerkingtreding op 1 januari 2015 van de Wet Hervorming Kindregelingen, maar ook op de regeling van het kindgebonden budget zoals die vóór 1 januari 2015 gold.” Het oordeel van het hof getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting.
Verwijzingshof
Het verwijzingshof zal conform het oordeel van de Hoge Raad de alimentatie opnieuw moeten vaststellen, waarbij het kindgebonden budget moet worden meegenomen in de draagkrachtbepaling in plaats van in de behoeftebepaling.
Daarbij zal het verwijzingshof eveneens een oordeel moeten geven over de vraag of de alimentatie terecht met terugwerkende kracht is vastgesteld. De Hoge Raad heeft namelijk de klachten ten aanzien van dit oordeel onbesproken gelaten. Hierdoor kan de verwijzingsrechter hierover wederom een oordeel geven.
Bent u benieuwd naar welke andere cassatiezaken wij hebben gedaan? Klikt u dan hier.