Op 4 november 2016 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de zogenaamde Care4Care-zaak. Een belangrijke zaak voor vooral detacheringsbureaus, payroll- en andere bedrijven die arbeid ter beschikking stellen aan derden.

Deze procedure is gevoerd tussen het detacheringsbureau Care4Care en de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP). StiPP is een bedrijfstakpensioenfonds en voert de verplichte pensioenregeling voor werknemers in de uitzendbranche uit.

StiPP

Het deelnemen in StiPP is verplicht voor uitzendkrachten die op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam zijn voor een uitzendonderneming. Cruciaal is daarbij wat onder “een uitzendovereenkomst” en “een uitzendorganisatie” moet worden verstaan. Dit is in het zogenaamde verplichtstellingsbesluit, waarin de verplichte aansluiting bij StiPP is geregeld, aangegeven.
Een uitzendonderneming in de zin van dit verplichtstellingsbesluit is een natuurlijk of rechtspersoon die voor ten minste 50 procent van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers.

Een uitzendovereenkomst in de zin van het verplichtstellingsbesluit is daarbij de arbeidsovereenkomst, waarbij de ene partij als werknemer door de andere partij als werkgever in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van die werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan die werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde. Deze tekst sluit aan bij die van art. 7:690 BW.

C4C is een bedrijf dat hoog gekwalificeerd medisch specialistisch personeel levert aan opdrachtgevers, zijnde ziekenhuizen, zorginstellingen en thuisorganisaties. Een deel van dat personeel is geregistreerd in het BIG-register.

StiPP heeft zich in 2011 op het standpunt gesteld dat Care4Care als uitzendonderneming kon worden aangemerkt en dat Care4Care zich dan ook bij haar diende aan te sluiten (en pensioenpremie diende af te dragen). Care4Care heeft zich daartegen verzet, waarbij zij zich op het standpunt stelde dat zij niet als uitzendonderneming kon worden aangemerkt. Care4Care stelde zich daarbij op het standpunt dat zij bij haar activiteiten geen allocatiefunctie vervulde, alsmede dat de werkzaamheden van door haar uitgeleend personeel geschiedde onder haar leiding en toezicht.

Oordeel kantonrechter en hof

De kantonrechter geeft Care4Care hierin gelijk. StiPP gaat tegen dit vonnis in hoger beroep en het gerechtshof komt tot een andere beslissing en komt tot het oordeel dat Care4Care zich wel degelijk bij StiPP diende aan te sluiten.

Cassatieberoep

Care4Care stelt tegen dit arrest cassatie bij de Hoge Raad in. Bij de Hoge Raad gaat het er vooral om of het voor de vraag of sprake is van een uitzendovereenkomst nodig is dat de uitzendonderneming bij haar activiteiten een allocatiefunctie vervult, in die zin dat art. 7:690 BW uitsluitend van toepassing is indien een werkgever zich met name bezighoudt met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van tijdelijke arbeid, zoals vervanging van werknemers tijdens ziekte of andere afwezigheid, het opvangen van piekuren of soortgelijke plotseling opkomende werkzaamheden.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest dat voor de vraag of er sprake is van een uitzendovereenkomst alleen gekeken moet worden naar de tekst van art. 7:690 BW. Uit art. 7:690 BW laat zich niet afleiden dat de bij een derde te verrichten arbeid tijdelijk is en ook niet dat van een uitzendovereenkomst alleen sprake is als er (ook) sprake is van een allocatiefunctie.

Niet alleen de klassieke uitzendrelatie maar ook andere driehoeksrelaties vallen naar het oordeel van de Hoge Raad dan ook onder art. 7:690 BW, als maar aan de begripsomschrijving van dit artikel is voldaan.

Reikwijdte van art. 7:690 BW

Na dit arrest is voor de vraag of een bureau dat personeel aan derden uitleent onder de reikwijdte van art. 7:690 BW valt vooral (en eigenlijk alleen) van belang of de werkzaamheden worden verricht onder leiding en toezicht van het bedrijf dat de arbeid ter beschikking stelt, dan wel dat van de inlener. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van dezelfde maatstaven als gelden voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een gezagsverhouding als bedoeld in art. 7:610 BW.
Care4Care had in haar uitleenovereenkomsten onder meer opgenomen dat zij de bevoegdheid tot het geven van instructies ten aanzien van de werkzaamheden, waarmee de uitgeleende medewerker bij de opdrachtgever/inlener werd belast en het toezicht daarop, over droeg aan de opdrachtgever/inlener. Het gerechtshof leidde onder meer daaruit af dat de leiding en toezicht bij de inlener was komen te liggen, zodat ook op basis van de tekst van art. 7:690 BW er sprake was van een uitzendovereenkomst en Care4Care kon worden aangemerkt als uitzendonderneming. Daarmee diende Care4Care zich dan ook aan te sluiten bij StiPP.

Voor detachering- en payroll-bedrijven is het op basis van dit arrest dus essentieel dat zij de leiding en toezicht van de werkzaamheden (het werkgeversgezag) zelf blijven uitoefenen. Doen zij dat niet dan zullen zij worden aangemerkt als uitzendonderneming en zullen zij er rekening mee moeten houden dat zij zich moeten aansluiten bij StiPP. Een gevolg wat veelal niet door deze ondernemingen wordt gewenst.