In een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden is door het hof geoordeeld dat, in geval van een disfunctionerende werknemer, de lengte van het verbetertraject niet afhankelijk moet zijn van de duur van het dienstverband.

Het betreft een directeur van een scholengemeenschap, 35 jaar in dienst, die zou disfunctioneren. Vanaf 2007-2008 hebben er verschillende coaching trajecten plaats gevonden en vanaf 2010-2011 heeft de werknemer externe persoonlijke begeleiding gekregen. Hoewel werknemer vooruitgang boekt, blijven de gewenste resultaten uit. Wanneer begin 2015 blijkt dat de werknemer geen draagvlak meer heeft bij de ondergeschikten aan wie hij leiding moet geven, wordt werknemer voor drie maanden geschorst wegens onvoldoende functioneren. Nadien wordt hem de functie van leerkracht aangeboden. Dit weigert de werknemer. De scholengemeenschap heeft vervolgens op 2 juli 2015 een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder d BW ingediend. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van werknemer wegens disfunctioneren mocht worden ontbonden.

In hoger beroep vraagt de werknemer om vernietiging van de beschikking van de kantonrechter. Hij voert hiertoe aan dat het verbetertraject onvoldoende is geweest. Er heeft maar één coaching plaatsgevonden die uitsluitend op zijn functioneren was gericht. Daarnaast vindt de werknemer dat hij onvoldoende gelegenheid en onvoldoende tijd heeft gekregen om zijn functioneren te verbeteren nu het traject pas in september 2014 is aangevangen en voortijdig, in maart 2015, is afgebroken. Deze korte periode staat, volgens werknemer, in schril contrast met zijn langdurige dienstverband van 35 jaar.

Het hof overweegt dat de kwaliteit van het verbetertraject een van de elementen is waaraan getoetst moet worden bij de vraag of sprake is van de d-grond in artikel 7:669 lid 3 BW. Over het verband dat de werknemer legt tussen de duur van zijn dienstverband en de lengte van het verbetertraject maakt het hof een opvallende overweging:

“Het hof ziet echter niet in dat de lengte van een verbetertraject afhankelijk moet zijn van de duur van het dienstverband.”

Deze overweging lijkt in strijd te zijn met de in de literatuur verdedigde opvatting dat de duur van het dienstverband een van de omstandigheden is die wordt meegewogen bij het bepalen van een redelijke periode tot verbeteren.


Ook het afbreken van het verbetertraject is volgens het hof gerechtigd nu “de Stichting niet alleen de verantwoordelijkheid heeft voor het functioneren van de directeur, maar ook voor het functioneren en de arbeidsomstandigheden van de andere personeelsleden. Deze verantwoordelijkheid kan ook van invloed zijn op de duur van een verbetertraject, met name wanneer het om een leidinggevende gaat zoals in dit geval.”

Het hof bevestigt de uitspraak van de kantonrechter.