Een medewerkster die zich onverwacht agressief gedraagt in een gesprek mocht op staande voet ontslagen worden. Het hof oordeelde dat zelfs als het gedrag niet verwijtbaar was geweest, er toch een dringende reden was.

De situatie

Een medewerkster bij een schoonmaakbedrijf is arbeidsongeschikt wegens klachten op ‘persoonlijk en sociaal functioneren’. De opdrachtgever van het object waar ze werkt, heeft bij de nieuwe aanbesteding de eis gesteld dat alle medewerkers per 1 juli 2015 de Nederlandse taal machtig moeten zijn. De medewerkster voldoet niet aan deze eis en in januari 2015 geeft de werkgever aan dat als ze in juli het Nederlands niet voldoende beheerst, ze niet langer op dit object kan werken. De werkgever heeft dan de plicht om haar te herplaatsen op een object binnen een straal van 30 kilometer van haar woonplaats.

Begin juli wordt duidelijk dat de medewerkster kan gaan re-integreren en wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek over de locatie waar dat gaat gebeuren, omdat de oude locatie vanwege de taaleis geen optie is. In dat gesprek, op 10 juli 2015, gaat het mis. Bij het horen van de plaatsnaam waar ze moet gaan re-integreren, wordt de werkneemster extreem boos. Ze schreeuwt, ze probeert de tafel om te gooien, gooit een stoel naar de bij het gesprek aanwezige medewerkers. Haar echtgenoot, die bij het gesprek aanwezig is, probeert haar vanaf het begin tot bedaren te brengen maar dat lukt pas nadat zij de lamellen van de ramen heeft afgetrokken.

Er raakt niemand gewond. De aanwezige medewerkers in de ruimte en elders in het gebouw zijn wel erg geschrokken. De medewerkster wordt per direct geschorst. De bedrijfsarts verklaart op 13 juli schriftelijk dat er geen medische reden ten grondslag ligt aan het gedrag van de medewerkster. Nadat de medewerkster nog is gehoord over de kwestie, wordt ze op 14 juli op staande voet ontslagen.

Bij de rechter

De medewerkster vraagt de rechter om het ontslag te vernietigen en de arbeidsovereenkomst te herstellen. Dat verzoek wordt afgewezen. De werkneemster probeert vervolgens in hoger beroep gelijk te krijgen.

Het oordeel

Het hof gaat uit van de gedragingen van de werkneemster zoals die in de brief door de werkgever zijn beschreven, omdat de werkneemster die niet heeft betwist. Ze voert wel aan dat de gedragingen haar niet kunnen worden verweten en overlegt daarbij een verklaring van een psycholoog. Die concludeert o.a. dat de agressie een paniekreactie was die eenvoudig had kunnen worden voorkomen.

Ontslag op staande voet ook als gedrag niet verwijtbaar is

Het hof gaat niet mee met de gedachtegang van de psycholoog. Er was een minutenlange geweldsexplosie, waarbij de medewerkers zijn bedreigd en er vernielingen zijn aangericht en daar was geen aanleiding voor, oordeelt het hof. Het gesprek verliep tot dat moment rustig en de kwestie werd ook niet onverwacht opgevoerd. Ook als ze verrast werd door de kwestie had de werkgever nog niet bedacht hoeven zijn op zo’n geweldsexplosie. Het hof voegt daar nog aan toe dat zelfs als de werkneemster geen verwijt zou kunnen worden gemaakt, de aangevoerde dringende reden ook toereikend is voor het ontslag op staande voet.

Gevaar voor de andere medewerkers

Het hof concludeert dat de gedragingen van de werkneemster zodanig ernstig van aard zijn dat het van de werkgever niet langer gevergd kan worden om een medewerkster in dienst te houden die een gebleken gevaar voor de medewerkers is. De omstandigheden – haar 11-jarig dienstverband, haar goede staat van dienst en de nadelen die ze ondervindt van het ontslag– maken dat niet anders.