Het wetsvoorstel Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties is in juli 2015 aangenomen door de Tweede Kamer en inmiddels heeft ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel ingestemd. Met inwerkingtreding van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties wordt de VAR-verklaring per 1 mei 2016 afgeschaft. Het is de bedoeling dat zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers overeenkomsten voor kunnen leggen aan de Belastingdienst, zodat deze vooraf al kan beoordelen of op basis van deze overeenkomst loonheffingen moeten worden afgedragen.

Afschaffing VAR

Met het aanvragen van een VAR vraagt een opdrachtnemer aan de Belastingdienst of deze op basis van de door de opdrachtnemer verstrekte informatie een oordeel vooraf kan geven over de fiscale kwalificatie van zijn inkomen voor de inkomstenbelasting.

De rechtszekerheid die de Belastingdienst met de VAR kan bieden is echter maar beperkt omdat de afgifte van de VAR geschiedt op basis van feiten en omstandigheden die zich nog voor moeten gaan doen, de fiscale kwalificatie van het inkomen vindt immers pas plaats bij de afhandeling van de aangifte inkomstenbelasting. Wanneer de feiten en omstandigheden in werkelijkheid afwijken (wat veelal het geval is), zal de Belastingdienst de VAR op basis van de werkelijke feiten en omstandigheden herzien of zal zij de aangifte inkomstenbelasting corrigeren. De VAR creëert daarmee een schijnzekerheid.

Ook wordt de VAR afgeschaft om zo de balans te herstellen tussen de verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer en de opdrachtgever bij het beoordelen van hun arbeidsrelatie. Indien de opdrachtnemer namelijk in het bezit is van een VAR winst uit onderneming (VAR-wuo) of een VAR directeur-grootaandeelhouder (VAR-dga), wordt de opdrachtgever gevrijwaard voor een eventuele loonheffing achteraf. Hierdoor kan de Belastingdienst bij een onjuiste VAR niet handhaven bij de opdrachtgever en is alleen handhaving bij de opdrachtnemer mogelijk.

Wijzigingen

Na afschaffing van de VAR is het de bedoeling dat partijen overeenkomsten voorleggen aan de Belastingdienst. De Belastingdienst oordeelt op basis van de voorgelegde overeenkomsten of er sprake is van een dienstbetrekking in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964. Indien dit niet het geval is en sprake is van een opdrachtovereenkomst, zijn zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer voor een periode van vijf jaar gevrijwaard van de loonheffingen. Deze vrijwaring geldt echter alleen indien in de praktijk volgens de overeenkomst wordt gewerkt. Indien bij een controle van de Belastingdienst blijkt dat dit niet het geval is, dan zal de Belastingdienst een correctieverplichting of een naheffingsaanslag voor de loonheffingen opleggen. In tegenstelling tot bij de VAR is de opdrachtgever nu ook verantwoordelijk voor de fiscale kwalificatie van de arbeidsrelatie. Dit betekent dat deze handhavingsmaatregelen nu ook aan de opdrachtgever kunnen worden opgelegd. De nieuwe wet legt dus meer verantwoordelijkheid neer bij de opdrachtgever.

Overeenkomsten

Partijen kunnen gebruik maken van modelovereenkomsten welke op de website van de Belastingdienst worden gepubliceerd. Zo zijn er bijvoorbeeld modelovereenkomsten voor branches en beroepsgroepen. Deze overeenkomsten zijn door sectoren en belangenorganisaties aan de Belastingdienst voorgelegd en bedoeld voor iedereen die werkt volgens de voorwaarden van een branche of beroepsgroep.

Daarnaast is het mogelijk om zelf een overeenkomst op te stellen en deze voor te leggen aan de belastingdienst. Dit mogen ook overeenkomsten zijn waar nu al mee wordt gewerkt.
Een verzoek om beoordeling kan worden gemaild naar: alternatiefvar@belastingdienst.nl . Indien uit de overeenkomst geen verplichting tot het afdragen of voldoen van loonheffingen voortvloeit, bevestigt de Belastingdienst dit schriftelijk. In het geval dat uit de overeenkomst wel een verplichting tot het afdragen of voldoen van loonheffingen voortvloeit, kan de overeenkomst in overleg met de Belastingdienst worden aangepast zodat alsnog de vrijwaring voor de loonheffingen kan worden verkregen.

Ten slotte bestaat er geen verplichting om een modelovereenkomst te gebruiken of om een eigen overeenkomst voor te leggen aan de Belastingdienst.

Overgangsperiode

Tot 1 mei 2016 geldt een overgangsregeling. Deze houdt in dat de VAR voor 2014 of 2015 ook in 2016 gebruikt mag worden tot inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving per 1 mei 2016. Er hoeft dus geen nieuwe VAR voor 2016 aangevraagd te worden. Daarnaast heeft de Belastingdienst bepaald dat tot 1 mei 2017 een overgangsperiode geldt waarin partijen de tijd krijgen om hun werkwijze aan te passen. Handhaving zal echter ook na 1 mei 2016 al plaats vinden. Wordt geconstateerd dat er geen sprake is van een daadwerkelijke dienstbetrekking dan zullen naheffingen worden opgelegd.