Geld lenen van patiënt levert ernstig verwijtbaar handelen op.
In een ontbindingsprocedure die behandeld is door ons kantoor oordeelt de rechter op 30 november 2015 dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werknemer op basis waarvan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zonder rekening te houden met de opzegtermijn ontbindt waarbij geen transitievergoeding wordt toegekend. De werknemer die al vele jaren werkzaam was als hulpverlener in de thuiszorg had een grote som geld van een cliënt geleend. De kantonrechter bevestigt de lijn die reeds was uitgezet onder het oude recht dat het een gouden regel is geen geld, en dus ook geen geldlening aan te nemen van patiënten in de zorg. Deze gouden regel is ook op verschillende plekken in de wetgeving terug te vinden zoals in het erfrecht (artikel 4:59 BW en 7:178 BW). De kantonrechter overweegt:
“Tussen de hulpverlener en de cliënt bestaat immers een afhankelijke relatie en niet uitgesloten kan worden geacht dat een dergelijke transitie mede daardoor wordt ingegeven. (..) De omstandigheid dat de geldlening door de cliënt is aangeboden en ten behoeve van de partner van de hulpverlener is aangegaan doet aan het bovenstaande niet af”.
Het handelen van de hulpverlener is naar oordeel van de rechter ernstig verwijtbaar, omdat zij had moeten realiseren dat de cliënt het geleende bedrag mogelijk niet meer terug zou krijgen. Daarbij ging het om een hoog bedrag van € 12.000,-. Verschil tussen een ontbinding op basis van de redelijke grond verwijtbaar handelen in vergelijking met ernstig verwijtbaar handelen is dat de kantonrechter in het tweede geval geen rekening hoeft te houden met de opzegtermijn zodat de arbeidsovereenkomst per datum van ontbinding kan eindigen. Daarnaast is de transitievergoeding niet verschuldigd wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De toevoeging ernstig heeft dan ook aanzienlijke financiële gevolgen voor de werkgever en de werknemer.