In het Jurisprudentie Aansprakelijkheid (JA) heb ik een annotatie geschreven bij een arrest van het Hof Amsterdam. Voor de uitkomst van bijna elke gerechtelijke procedure is de verdeling van de stelplicht en bewijslast van groot belang. Zo ook voor de procedure op grond van 7:658 BW. In eerste aanleg was in deze zaak de Rechtbank Haarlem tot het oordeel gekomen dat de werknemer de bewijslast droeg van de door hem gestelde toedracht van het arbeidsongeval. De werkgever was toegelaten tot bewijs van haar stelling dat zij haar zorgplicht is nagekomen. In haar eindoordeel kwam de kantonrechter tot het oordeel dat de werknemer niet in het door hem te leveren bewijs is geslaagd en dat, nu de toedracht niet is komen vast te staan, bespreking van de bewijslevering door de werkgever niet meer opportuun was. De vorderingen van de werknemer zijn daarom afgewezen. Hiertegen is de werknemer in hoger beroep gegaan. De vraag rijst wie nu in de context van art. 7:658 BW wat moet bewijzen.

JA2014140

De hele annotatie is te raadplegen op: http://www.sdujurisprudentie.nl